Planten en verplanten

Plantenwortels zijn er om de plant in de bodem te verankeren, maar vooral om voeding uit de grond te halen. Hoewel er allerlei wortelvormen zijn (denk aan de penwortel van een paardenbloem of de wijd weglopende wortels van wilgen en bamboe), werken ze wel allemaal op dezelfde manier. Ze doorgroeien de grond op zoek naar voedsel en water.

Haarwortels zijn belangrijk

Hoe fijner vertakt, des te effectiever. Planten nemen geen stoffen op via de wortelpunten, zoals vaak wordt gedacht, maar via fijne haarwortels die een eind achter de wroetende wortelpunten beginnen. Als die haarwortels ontbreken, kan een plant dus geen voedsel of water opnemen. Bij het verplanten gaat altijd een groot deel van die ragfijne worteltjes verloren en moet de plant ze eerst weer opnieuw vormen voor hij kan doorgroeien. Vandaar dat planten het na het verplanten altijd even moeilijk hebben. Bij in pot gekweekte planten geldt dat het minst, want hun wortelkluit wordt bij het uit het potje halen en opnieuw inplanten bijna niet beschadigd.

Voor het planten en verplanten van vaste planten, struiken en bomen gelden in principe dezelfde regels:

Uw plant in de tuin zetten

  • Dompel de plant met kweekpot in een bak met water.
  • Verwijder de kweekpot.
  • Maak met een plantschepje een gat dat iets groter is dan de kluit.
  • Plaats de plant in het gat.
  • Vul aan met losse grond (bij voorkeur bemeste tuinaarde).
  • Druk de grond met beide handen aan.
  • Ten slotte flink veel water geven. Herhaal dit, zeker bij droogte, nog enkele dagen erna.

Verplanten van uw tuinplanten

  • Steek de plant rondom voldoende los (voldoende diep).
  • Haal de plant uit het gat met voldoende aarde (kluit).
  • Maak een nieuw plantgat, iets groter dan de kluit.
  • Zorg dat de aarde in het plantgat (wanden/bodem) los van structuur is.
  • Maak het plantgat en eventueel ook de kluit voldoende nat.
  • Plaats de plant in het gat en spreid eventueel de wortels uit (bij kale wortels; laat een kluit zo veel mogelijk intact).
  • Vul het gat aan met losse aarde (bij voorkeur compost, potgrond).
  • Zorg dat de plant stevig staat (druk de grond aan).
  • Ten slotte flink veel water geven. Herhaal dit, zeker bij droogte, nog enkele dagen erna.

Tips

  • Plant en verplant bij voorkeur niet in de volle zon, maar op een bewolkte dag!
  • Plant voor of na de echte groeiperiode (vroege lente of herfst).
  • Probeer de fijne haarwortels zoveel mogelijk intact te laten. Deze nemen water en voedingsstoffen op; zonder haarwortels kan een plant dat niet.
  • Verplant bladverliezende bomen in de herfst als het blad er grotendeels af is (november).
  • Voeg bij het (ver)planten rond de wortels altijd compost toe. Compost bevat veel voedingsstoffen, heeft een losse structuur en verbetert de grond

Planttijd

Welke soort planten kunt u wanneer planten

  • Bladverliezende bomen: altijd zolang ze geen blad hebben
  • Bladhoudende en bladverliezende struiken: tot eind april
  • Coniferen en wintergroene bomen/struiken: tot eind mei
  • Eénjarigen en kuipplanten: na de ijsheiligen (11 – 14 mei)
  • Klimplanten: tot eind juni
  • Potplanten: het hele jaar
  • Rozen: voor half april
  • Vaste planten: op het moment dat ze net uitlopen, tot eind april (in pot gekweekt het hele jaar)
  • In pot gekweekte planten kunt u het hele jaar door planten en verplanten (mits het niet vriest of te nat is).